Het Cremershuis

Een monument in de Markstraat

De eerste bewoners

Het Cremershuis

Het was ongeveer 8 jaar na de Vrede van zijn vrouw Jenneken Münster toen in 1656 Joan Cremer samen met Dreesman hun verbouwde huis in de Marktstraat betrok. De rust was teruggekeerd in Twente en er konden weer allerhande zaken gedaan worden. Joan Cremer, hoogstwaarschijnlijk koopman, kon zich veroorloven een tweetal huizen zodanig te verbouwen dat er één huis ontstond waarvoor een prachtige bakstenen gevel geplaatst werd. De gevel werd voorzien van hoekblokken van Bentheimer zandsteen, waterlijsten en gebeeldhouwde klauwstukken.

Temidden van de andere huizen in de belangrijke Marktstraat van Ootmarsum kreeg het de allure en status van een patriciërswoning. Het geheel werd bekroond door een gevelsteen met de huismerken (Cremer-Dreesman) van de bewoners en het jaartal 1656.

De familie Cremer woonde waarschijnlijk al eerder in Ootmarsum, zoals afgeleid kan worden uit het burgerboek van de stad. beweerd wordt dat Jenneken Dreesman uit Almelo kwam. Tot 1691 bleef het huis in handen van de familie Cremer.

Nieuwe eigenaars

De Erven Cremer verkochten het in dat jaar aan Joan Warnaers en diens huisvrouw Trijntje Gosens.
Joan kwam van Almelo en was afstammeling uit het oude Almelose geslacht Warnars. Aangenomen kan worden dat de familie Cremer, de Warnars kenden, want op 19 april 1668 was Aleijda Cremer getrouwd met Jan Henrick Warnaers (ook wel geschreven als Warnars, Werners en Warnaers).

Bijna 100 jaar bleef het huis daarna in het bezit van de familie Warnars. Samen met enkele andere families maakten zij deel uit van de gegoede burgerstand van Ootmarsum. In september 1782 was het feest in het Cremershuis.

Een dochter van de familie Warnaars, Margaretha Elisabeth, trouwde met Jan
Berent Lasonder, later burgemeester in Enschede. Er waren geen mannelijke nakomelingen en zo kwam het Cremershuis in bezit van de familie Lasonder, oorspronkelijk stammend uit Losser.

Enkele jaren later in 1785, wellicht door hun vertrek naar Enschede, werd nu het Cremershuis verkocht aan Antony Vosding van Beverforde. Van Beverforde, inmiddels eerste burgemeester van Ootmarsum, betaalde 3300 gld. voor het huis met tuin.

Antony heeft niet lang plezier gehad van zijn bezit gehad, want als gevolg van zijn sympathie voor de patriotten vluchtte hij omstreeks 1787 de grens over, richting Nordhorn.

Hierna, in 1792, verkocht van Beverforde het Cremershuis aan rechter Louis Victor. Hij was getrouwd met Gezina Slijk en overleed omstreeks 1811. Naar hem werd het Cremershuis vroeger ook wel het Victorshuis genoemd, maar soms komt men ook nog wel de aanduiding Koopmanshuis tegen.

De volgende eigenaar was Frans Berkenvelder, rechter bij het kantongerecht in Ootmarsum.

Na het overlijden van zijn weduwe kocht de familie Menco in 1896 het Cremershuis. Menco dreef een textielhandel, annex kleermakerij.

De huidige eigenaar

Cremershuis 1900Toen Menco op oudere leeftijd naar Almelo vertrok kwam het huis in 1919 in het bezit van de familie Gerhard Essink.

Er werd nu een manufacturenzaak in gevestigd. Dit had tot gevolg, dat in 1920 de voorzijde met de aanvankelijk grote boogvormige ingang tot etalage werd omgebouwd, terwijl een raam plaats moest maken voor de ingang van de winkel.

In 1953 nam zoon Jan Essink de zaak van zijn vader over. Begin van de zeventiger jaren bood de winkel tijdelijk onderkomen aan het bijkantoor van de ABN bank. Op 30 augustus 1972 hoorde mevrouw Essink ‘s middags een niet te verklaren lawaai in de winkel. Na op onderzoek uitgegaan te zijn, zag zij dat er een bankoverval gaande was. Direct alarmeerde zij de politie. De daders konden later in Deurningen in een café aangehouden worden.

Restauratie

Na de uitvoerige restauratie in 1972 – 1973 door aannemer Ribberink uit Hengelo onder leiding van de architecten D.Hulshoff en H.Dethmers werd het huis zowel binnen als buiten ingrijpend gerenoveerd. De pui aan de voorzijde werd in de oude staat hersteld.

Doel van het herstelwerk

De restauratie in de zeventiger jaren had als doel de ingang weer zijn oude plaats te geven. Zij zou gevormd worden door een boog van Bentheimer zandsteen. De verflagen op de gevel zouden verwijderd worden, om de oorspronkelijke zandsteen weer zichtbaar te maken.

Een paneeldeur met klopper geeft via het portiek toegang tot de winkel, waar boven een halfrond raam met straalsponningen is. Naast de paneeldeur bevinden zich ook ramen. De drie ramen aan de benedengevel kregen kleinere sponningen waarbij de vensterbanken enigermate opgetrokken werden. In de winkel hangen achter deze ramen prachtige glas-in-lood composities, geschonken door de
familie Warnaars. Hierop zijn de wapens van de eerder vermelde vroegere bewoners afgebeeld.

Bij de bovenraampjes werden weer houten luiken aangebracht. Ook de zijgevels, die deels nog van vakwerk waren werden gerestaureerd. Het binneninterieur werd ook tot een betere woonsituatie verbouwd. Achter de winkel, waarin nu een slijterij gevestigd is, ontstond een geriefelijk woonhuis
waar de familie Essink nu nog steeds woonachtig is.

Dendrochronologisch onderzoek.

Tijdens de restauratie werden stukken muur bestaande uit riet en leem gevonden mogelijk nog uit de 14e eeuw. Een dendrochronologisch onderzoek (jaarringenonderzoek van houtmonsters) door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gaf als resultaat, dat het bouwwerk ouder is dan de voorgevel met het jaartal 1656. Het hout werd gedateerd op circa 1620.

Op grond van de gevonden funderingen met de twee putten, kan worden aangenomen dat er voor 1656 twee huizen stonden. Zoals de meeste huizen in die tijd in Ootmarsum, waarschijnlijk met een grote inrij-deur aan de straatkant.

Naast het beroep, dat de bewoners van deze huizen uitoefenden, waren zij ook agrarisch ingesteld op zelfvoorziening en hadden veelal grond buiten de wallen en wat vee.

Aanzien

Het voor Ootmarsumse begrippen, grote nieuwe patriciërshuis in de belangrijke Marktstraat van destijds, zal dan ook zeker in 1656/57 veel bekijks hebben gehad van de toenmalige Ootmarsummers. Heden ten dage is het gelukkig weer een sieraad voor Ootmarsum en het bekijken waard!

Bronnen

Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.
Rijksarchief Overijssel, Zwolle.
Gemeente-archief Ootmarsum.
Mevrouw M.J.Essink-Ribberink, Ootmarsum.

Literatuur.

Klaas, G., Ootmarsum, vroeger en nu. Enschede,1972.
Morshuis, B., Ootmarsum in oude ansichten. Zaltbommel, 1988.
Schelhaas, H. e.a., Gevelstenen en opschriften in Overijssel.Zwolle, 1977.
Snuif, C.J., Verzamelde bijdragen tot de geschiedenis van Twenthe. Amsterdam, 1930
Stroink, L.A., Stad en land van Twente. Enschede, 1966.
Stroot, Sander., Koopmanswoning Cremershuis. Ootmarsum, 1994.
Ter Kuile, G.J., Twentsche Eigenheimers. Almelo 1973.


Gepubliceerd in het Jaarboek 1996 door Henk Eweg. Ook beschikbaar als pdf.

Meer artikelen van de hand van Henk Eweg vind u op de overzichtspagina.

 

Het Cremershuis