Bergstraat 13, Ootmarsum

Bergstraat 13

Deze woning bestond in 1832 uit twee percelen: A877 (links) en A880 (rechts) met destijds de huisnummers De Stad 244 en De Stad 245.

A877

Hofste

Antoni ten Boekum (1796-1850) was de eigenaar van de linkerwoning en in 1818 gehuwd met Aleijdis Hoffstede (1792-1848). Zij kregen hier drie kinderen, waarvan er twee jong overleden.

In 1839 wordt de woning verkocht aan Jan Hofste (1817-1854), de zoon van Aleida, geboren een jaar voor haar huwelijk met Antoni ten Boekum. Aleida overleed in 1848 en Antonius hertrouwt later dat jaar met Aleida ter Heege (1816-1886). Zeven maanden na hun huwelijk werd een dochter geboren: Antonetta Lamberta ten Bokum (1849-1855), ze werd slechts 5 jaar oud.

Jan Hofste werd wever trouwde in 1841 met de calicotweefster Gezina Mastebroek (1818-1868). Het echtpaar kreeg 4 kinderen. Jan werd maar 37 jaar oud. Na het overlijden van zijn moeder in 1868 verhuisde de jongste zoon Gradus Hofste (1850-1878) in 1869 naar Delden. Gradus werd schoenmaker en trouwde in 1877 in Rijssen met Johanna Reekers (1849-1916), waar hij een half jaar later overleed. Na zijn overlijden werden zijn weduwe en de oudere broer de kuiper Gerrit Hofste (*1844) de eigenaren.

Eppink

In 1874 wordt de woning verkocht aan de wever Albert Eppink (1820-1890), in 1848 getrouwd met Aleida ten Bokum (1819-1902), de jongste dochter van Antoni en Aleijdis. Het echtpaar heeft hier al die tijd ook gewoond en er werden 4 kinderen geboren.

Dochter Aleida (1851-1924) trouwt in 1881 met de wever Johannes van Benthem (1855-1888) en vertrok naar de Denekamperstraat 38. In 1888 overlijdt Johannes, na een half jaar in Duitsland te hebben doorgebracht met zijn gezin. Hij liet 3 kinderen na, die samen met hun moeder weer op het ouderlijk huis gingen wonen.

De jongste dochter Gezina Eppink (1859-1918) erft later de woning. Tot haar huwelijk in 1894 met de bijna 20 jaar oudere winkelier Nicolaas van Guldener (1840-1899) heeft zij als dienstbode gewerkt op hotel Teusse aan het Kerkplein.

Nicolaas van Guldener was winkelier aan de Marktstraat 9. Hij was weduwnaar van Johanna Brandehof (1827-1893), met met wie hij de winkel ook dreef. Het echtpaar kreeg één dochter: Johanna Catharina Aleida van Guldener (1895-1955).

Na het overlijden van Nicolaas van Guldener hertrouwde Gezina een jaar later in 1900 met Jacobus Hendrikus Nicolaas Muurlink (1853-1921) die daarvoor eveneens op hotel Teusse gewerkt had. Nadat hotel Teusse rond 1900 in de problemen kwam, verhuisde hij naar de woning tegenover de winkel, Marktstraat 10. Niet lang daarna trouwde hij met de weduwe en werd Jacobus Hendrikus Nicolaas Muurlink zelf ook winkelier: vanaf zijn huwelijk tot 1907 noemde hij zich handelsreiziger daarna winkelier.

In 1923 wordt de woning aan de Bergstraat verkocht aan Johanna Catharina Aleida van Guldener. Zij was in 1921 getrouwd met de winkelier en wagenmaker Jan Rolink (1882-1968). Zij woonden aan de Ganzenmarkt, het pand dat ook bekend stond als Essinks Catootje.

In 1924 wordt het doorverkocht aan Hendrikus Johannes van Benthem (1887-1929), de zoon van Johannes van Benthem en Aleida Eppink. Hij was in 1919 getrouwd met Maria Günkel (1890-1952). Er werden 5 kinderen geboren.

Bij het bombardement van 1945 werd de woning dermate beschadigd, dat het in 1948 werd afgebroken en in 1949 in eigendom van de gemeente kwam.

A880

Morshuis

De wever Egbertus Morshuijs (1775-1830) was de eigenaar van het pand dat rechts op dit perceel stond. Hij was in 1804 getrouwd met Henrica Oude Maathuis (1783-1856), maar zijn vrouw is al in 1805 overleden. Later dat jaar hertrouwde hij met Henrica Oude Maathuis (1783-1856). Het echtpaar kreeg 10 kinderen. Rond 1820 werd Egbert ook nachtwaker.

In 1852 werd hun zoon Jan Morshuis (1806-1891) de eigenaar. Jan bleef ongehuwd, was net als zijn vader wever en nam na het overlijden van zijn vader in 1830 de taak van nachtwaker over. Hij heeft dit tot op hoge leeftijd nog gedaan.

Meijer

In 1877 werd de woning verkocht aan de wever Harm Meijer (1833-1909), in 1866 getrouwd met Hermina Hendrika Oldekamp (1840-1909). Op het vorige woonadres, Kerkplein 17, werden 6 kinderen geboren. Harm was ook doodgraver.

Na het overlijden van zijn vader, wordt de jongste zoon Jan Meijer (1875-1932) in 1910 de eigenaar. Jan was wever en bleef ongehuwd.

In 1933 wordt de woning verkocht aan de buurvrouw Maria Günkel, de weduwe van Hendrikus Johannes van Benthem. Het perceel krijgt het nieuwe nummer A2584.

Ook deze woning raakt zwaar beschadigd aan het eind van de oorlog en wordt in 1946 afgebroken.