Een traditie die nog volop leeft

Morshuis Bolscher

Ootmarsum is een oude Twentse stad, waar veel tradities in ere worden gehouden. Eén van die tradities speelt zich elk jaar af in de nacht van Oud- op Nieuwjaar: de Rondgang van de Nachtwacht.

Ben Morshuis, oud-voorzanger bij de Paasgebruiken, voorzitter van de Ben Morshuis Stichting en sinds 2016 oud-Nachtwacht, vertelt over dit speciale gebruik, waarvan de oorsprong nog uit de Middeleeuwen stamt en waaraan het beroep nachtwaker ten grondslag ligt. Dit was toen al een gemeentelijke functie. Tot op de dag van vandaag is de Nachtwacht nog steeds ‘in dienst’ van de gemeente en ontvangt hij elk jaar een symbolisch bedrag als salaris.

Völ heil en zèègn

De Rondgang van de Nachtwacht betekent voor veel Ootmarsummers niet alleen het handhaven van een oude traditie. Het heeft ook een ceremoniële en sociale functie, die een verbondenheid tussen de bewoners van de relatief kleine gemeenschap van Ootmarsum in stand houdt.

Op 31 december komt tegen middernacht een groot deel van de inwoners, jong en oud bijeen in het centrum van de stad: de Markt. Tegen twaalf uur begeeft de Nachtwacht, “gewapend’ met de ratel, zich naar het midden van de Markt, waarna de aanwezigen zich rondom hem scharen. Zodra de klok van de Simon en Judaskerk twaalf uur slaat, draait de nachtwacht zijn ratel en roept: “Twaalf uur heit de klok!” Hierop antwoorden de aanwezigen: “De klok heit twaalf !”

Vervolgens zet de Nachtwacht het traditionele Lied van de Nachtwacht in: “Komt burgers komt.” De omstanders zingen het lied, dat uit drie coupletten bestaat, luidkeels mee. Nadat het lied is gezongen, wenst men elkaar, zonder aanzien des persoons een zalig nieuwjaar met de wens “Völ heil en zèègn”. Daarna begint de Rondgang door het oude stadscentrum binnen de wallen. Langs de route gaan bij meerdere huizen de deur open en blijven de bewoners staan kijken. De Nachtwacht gaat naar hen toe en wenst ook hen een zalig nieuwjaar.  De groep volgers wordt allengs groter en de Nachtwacht voert hen langs dertien plaatsen in de stad waar wordt gestopt en waar het Nachtwachtlied wordt gezongen. Het zijn die dertien plaatsen, waar vroeger een stadslantaarn stond. De tocht eindigt na een klein uur tegenover de hoofdingang van de Simon en Judaskerk en na het lied nog één keer gezongen te hebben, wordt de stoet ontbonden.

Het gebruik heeft een lange voorgeschiedenis en stamt uit de tijd waarin Ootmarsum de stadsrechten had verworven en hierna stadswallen, stadsgrachten en stadspoorten had gekregen; dat was rond 1300. De nachtwacht maakte zijn rondgang, controleerde de stadspoorten, zag erop toe dat het inbrekersgilde zijn slag niet sloeg en waarschuwde de mensen bij brand.

Als een bijverdienste zorgde hij er ook voor dat bepaalde mensen die vanwege hun werk vroeg op moesten staan, gewekt werden, zoals bakkers en mensen die buiten Ootmarsum werkten. Als de Nachtwaker op Nieuwjaarsochtend bij die mensen kwam, kreeg hij een kleine beloning.

Daar is nog een aardige anekdote over. Mijn grootvader wekte ook altijd een weduwe die buiten de stad werkte. Zij had het niet erg breed. Ondanks dat, had ze ’s morgens toch wat geld voor de Nachtwaker klaargelegd. Deze deed net of hij dat geld niet zag, stak een hand in de zak van zijn jas, haalde daar een handvol geld uit en legde dat bij haar op tafel. De weduwe vertelde dat later: “En hij had zulke grote handen”, besloot ze dan. Het toeval wilde dat haar dochter later met de zoon van de Nachtwaker trouwde.

In 1917 besloot het gemeentebestuur dat de functie van nachtwaker overbodig was geworden: politie en brandweer namen die taak immers over. Maar het gemeentebestuur wilde de Rondgang wel als een traditie handhaven. Dus maakte de Nachtwacht alleen in de Nieuwjaarsnacht nog zijn ronde. In die tijd deed mijn grootvader het nog. Hij overleed in 1921 en werd opgevolgd door zijn zoon. Deze was ongetrouwd en woonde in bij het gezin van zijn broer. In 1970 overleed hij en ben ik hem opgevolgd.

Ik heb tot vorig jaar de functie vervuld en heb in 2016 afscheid genomen en de ratel overgedragen aan mijn opvolger, Hans Bolscher.

Vuurwerk

De traditie leeft nog steeds, in feite is de belangstelling ervoor de laatste jaren weer grote geworden. Er was een tijd, waarin jongelui wel eens rotjes tussen de groep deelnemers gooiden, maar nadat hierover een paar keer in de krant was geschreven, was dat afgelopen. We kunnen nu heel rustig over straat lopen. We horen wel het geknetter van vuurwerk in de buitenwijken, maar kunnen dan toch ook wel genieten van het siervuurwerk dat daar bij hoort.

In 2004 heeft onze stichting (BMS) een boek geschreven, speciaal voor de jeugd van Ootmarsum. Ootmarsum van Kennis naar Vriendschap heet het. Hierin worden 75 onderwerpen besproken met veel foto’s en teksten in het Nederlands en het Twents. Het boek wordt al die jaren gebruikt in de groepen 5 tot en met 8 van de basisscholen in de stad, zodat de kinderen opgroeien met de tradities. De kinderen namen vanaf groep 5 het boek mee naar een volgende groep en mogen het uiteindelijk meenemen naar huis. Als erom wordt gevraagd, kom ik wel eens in een klas iets over de tradities vertellen.

Wij hebben geen gebruik gemaakt van de subsidie van de provincie, simpelweg omdat we die niet nodig hebben om deze traditie in stand te houden.

De borging van de traditie is goed geregeld met het boek en de lessen op school. Het vuurwerk ’probleem’ is opgelost en de opvolging is ook geregeld.

Eigenlijk willen we het gebruik vooral voor de eigen bevolking houden. Natuurlijk mogen ook mensen van buiten, gasten die in Ootmarsum verblijven, meedoen en dat gebeurt ook wel. Maar we willen de Rondgang kleinschalig houden, iets van de stad zelf, geen toeristische attractie. Het is een deel van onze identiteit. Gelukkig speelt de gemeente ook een actieve rol in het levend houden van onze tradities.

 

2025-12-04 03:41:24