In de canon van Overijssel, die in boekvorm wordt uitgegeven, zal de Commanderie van Ootmarsum volop in de belangstelling staan. Gehoopt wordt met dit boek niet alleen de geschiedenis van de provincie in vijftig vensters weer te geven, maar ook een indruk te geven van het vele werk dat de afgelopen jaren door vrijwilligers is verzet.
Uit de canon van Ootmarsum worden de vensters over de Commanderie en Jacob van Deventer opgenomen in de provinciale vensters over kloosters resp. de kaart van Ten Have, als aanvulling daarop.
Voor nadere literatuur wordt naar onze website doorverwezen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de foto van het klootschietersvaandel voor het stadhuis en de afbeelding van de oriënteertafel uit de Ootmarsumse canon, als illustratie bij andere provinciale vensters. De Heemkunde Ootmarsum wordt daarbij als bron genoemd. Voorts worden ook de namen van de auteurs van genoemde vensters vermeld (online is dit nl. niet het geval).
De Commanderie van Ootmarsum 1262-1635
De Duitse Orde in Ootmarsum
Het is moeilijk voor te stellen, dat eeuwen geleden achter het Ootmarsumse Openluchtmuseum een indrukwekkend bouwwerk stond met een grote inrijpoort: de Commanderie van Ootmarsum. De vestiging van deze Commanderie heeft uiteindelijk een belangrijke impuls gegeven aan de ontwikkeling van de stad.
De Duitse Orde en Commanderie
In de tijd van de kruistochten (1096-1270) probeerden christelijke legers uit West-Europa Palestina onder de macht van het christendom te brengen. Ten behoeve van de verzorging en verpleging van gewonde kruisvaarders werd de Duitse Orde opgericht. Deze half-geestelijke, half-militaire orde stichtte na de kruistochten in heel Europa kloosters, commanderijen genoemd. De eerste vestiging in Nederland stond in Utrecht; hij wordt ook wel balije genoemd en bestaat nog steeds. Van hieruit werden meerdere huizen in ons land gesticht.
De Commanderie van Ootmarsum
In de tweede helft van de 13de eeuw gaf een aantal vooraanstaande lieden uit Oldenzaal enkele aan hen beleende bezittingen aan de commandeur en de broeders van de Duitse Orde in Utrecht. De gevers wilden dat deze bezittingen gebruikt zouden worden voor de stichting van een nieuwe commanderij, waarin zij zelf ook opgenomen zouden worden. De precieze reden om bij Ootmarsum een commanderij te vestigen is niet duidelijk.
De bisschop van Utrecht, Hendrik van Vianden, had grote invloed op het besluit: het paste in zijn opzet om het aantal commanderijen uit te breiden. En uiteraard was het gemakkelijker om de bezittingen die de bisschop van Utrecht in deze streek bezat, vanuit Twente te besturen. Na 1262 werd met de bouw begonnen. Als eerste overste ofwel commandeur trad waarschijnlijk Egbert van Bentheim op. De laatste commandeur (tot 1636) was Johann Dietrich von Heiden. Alle namen van de commandeurs keren terug in straatnamen van de wijk De Wildehof in Ootmarsum.
De Commanderie als gebouw
Zoals bij het merendeel van de bouwwerken in de middeleeuwen, getuigt ook de bouw van de Commanderie van Ootmarsum van vakmanschap. Het was een houten, torenvormig gebouw, dat op palen rustte, omdat de grond zo drassig was. Het schilderij Huys Ootmarsum van Meindert Hobbema uit 1670 laat dit goed zien. Het hoofdgebouw bestond uit de slaap- en dagvertrekken, de keuken en een gebedsruimte. Rond dit gebouw waren enkele schuren en paardenstallen opgetrokken, omgeven door een gracht. In latere jaren werd het geheel steeds uitgebreid.
Naast het houten gebouw kwam een schuur en een grote kapel van Bentheimer zandsteen. In 1494 werd het altaar van deze kapel met veel pracht en praal ingewijd door wijbisschop Albertus Engel. De stichtingssteen van de inmiddels verdwenen kapel is bewaard gebleven. Langs de Molenbeek werden verder twee waterkorenmolens gebouwd. De achterste heette de St. Johannesmolen. Van de voorste van deze molens rest verder nog het huis van de molenaar, het Molenhuisje.
Het dagelijks leven
Als klooster van de Duitse Orde werd het huis bewoond door twaalf ridderbroeders, meestal leden van adellijke families uit Twente en het naburige Westfalen. Ze hadden een gelofte afgelegd en dienden zich aan de kloosterregels te houden. Enkele broeders waren tot priester gewijd. Anderen hielden zich bezig met militaire zaken, zoals de strijd van de Duitse Orde tegen heidense volkeren in Noordoost-Europa.
Het officiële kleed van de orde bestond uit een witte mantel met het zwarte kruis; de ridders droegen een zwaard en schild. De Commanderie had in de loop der jaren veel bezittingen, zoals boerderijen, verkregen door schenking of aankoop. Het grootste deel van de opbrengst hiervan moest worden afgestaan aan de balije van Utrecht. In 1454 moest de Commanderie van Ootmarsum definitief worden afgestaan aan de balije Westfalen. Toen kwamen ook de opbrengsten van het bezit toe aan deze balije.
Ondergang van de Commanderie van Ootmarsum
Door de Tachtigjarige Oorlog en de Reformatie kwam het voortbestaan van de katholieke Duitse Orde ernstig in gevaar. Men dacht een verzekering van voortbestaan gevonden te hebben door ridderbroeder Johann Dietrich van Heiden, die de protestantse godsdienst beleed, in 1628 tot commandeur te benoemen. Hij trad na zijn huwelijk echter uit de Duitse Orde en kwam omstreeks 1635 door een ruil van eigendommen in het bezit van de Commanderie. Hierna werd letterlijk en figuurlijk het hek gesloten van de Commanderie als vestiging van de Duitse Orde in Ootmarsum. Het gebouw diende voortaan als woonplaats voor de familie Van Heiden.
De kaart van Jacob van Deventer 1560-1561
De eerste stadsplattegrond
De eerste topografische kaart van Ootmarsum werd in 1560-1561 getekend door Jacob van Deventer. Hij deed dit in opdracht van de toenmalige landsheer, de Spaanse koning Filips II. Zijn vader, keizer Karel V, had in 1528 de politieke leiding over Overijssel overgenomen van de bisschop van Utrecht.
Het was voor de Spaanse machthebbers van groot militair-strategisch belang om plattegronden van alle Nederlandse steden te hebben. Deze kaarten waren niet openbaar, maar staatsgeheim. Ootmarsum was in die tijd belangrijk genoeg om in kaart te brengen. Dankzij het nauwkeurige werk van Van Deventer kunnen we ons een goed beeld vormen van het middeleeuwse Ootmarsum.
Koninklijk geograaf
Jacob Roelofs van Deventer (ca. 1500/1505-1575) was in dienst van de landsheer en noemde zich koninklijk geograaf. Hij genoot bescherming van de koning en kreeg op zijn reizen een vrijgeleide mee. Omdat er in die tijd weinig goede wegen waren, reisde Van Deventer veelal te paard en maakte hij gebruik van een gids. Zijn jaargeld was 200 gulden, waarbij dan nog een daggeld van twee gulden kwam als hij op reis was.
Op de plaats van bestemming aangekomen wandelde hij met zijn instrumenten de wegen af en tekende deze met stippellijnen uit. Van Deventer paste de driehoeksmeting toe om een stad in kaart te brengen. Dit was voor die tijd razend knap. Heel secuur werd met geringe middelen de plattegrond van een stad en de naaste omgeving weergegeven.
Uniformiteit
Een grote verdienste van Van Deventer was dat hij alle plattegronden van de steden op dezelfde manier tekende. Er was uniformiteit in schaal (ongeveer 1:7.500), oriëntatie (het noorden boven) en kleurgebruik. Op elke kaart tekende hij de straten en pleinen wit, de huizen rood. De daken en spitsen van belangrijke gebouwen waren blauw, de weidegronden groen. De hoger gelegen zandgronden kleurde hij geel en bruingrijs en de wegen buiten de steden bruin. Uit de kaarten blijkt duidelijk hun strategische bestemming, want hij gaf alle toegangswegen, poorten, muren, wallen en andere belangrijke vestingwerken en gebouwen zeer nauwkeurig aan.
Prachtig beeld
Op de kaart van Ootmarsum en omgeving zien we de twee stadspoorten: linksonder de Houten Poort of Zuiderpoort en midden boven de Stenen Poort. Verder zijn de dubbele stadsgracht en wallen herkenbaar. Opvallend is dat het stratenpatroon van de binnenstad van het hedendaagse Ootmarsum er praktisch nog net zo uitziet als in de middeleeuwen.
De Oostwal en de Westwal omsluiten nu nog in een cirkel het stadscentrum. Op de kaart van Van Deventer zien we in het midden de kerk getekend, met daaromheen de kleine smalle straatjes. Behalve de toren van de kerk is binnen de wallen het torentje van het Heilige Geestgasthuis te onderscheiden. Dit gasthuis was door Gherd Quendorp gesticht. Het verleende onderdak aan armen en vreemdelingen. De Gasthuisstraat dankt er zijn naam aan. Het gebied van de Commanderie van Ootmarsum met de molenkolk en ’t Molenhuisje net buiten Ootmarsum, is rechtsonder te herkennen.
Even buiten de wallen staat linksboven een molen getekend: de stadsmolen. Rechts op de kaart, buiten Ootmarsum, is nog een kapel met toren afgebeeld. Dit was de kapel van het leprozenhuis aan de Wilgendiek (tegenwoordig De Mors). Het lag vanwege besmettingsgevaar op een kwartier gaans van de stad. Het kleine galgje duidt de plaats aan waar vroeger de doodvonnissen voltrokken werden. Tot op heden heeft dit stuk land nog de naam het Galgenveld.
Al met al geeft de kaart van Jacob van Deventer een prachtig beeld van het 16de-eeuwse Ootmarsum en directe omgeving.