Hendrikus Gerhardus Sleiderink

Hendrikus Gerhardus (Henk) Sleiderink (1925-2021)
Partner: Mientje (Mientje) Sonder (1924-2015)

Hendrikus Gerhardus Sleiderink
Hendrikus Gerhardus Sleiderink

 

Met Henk Sleiderink (1925-2021) is de laatste van de 49
Indiëgangers uit Ootmarsum overleden.

Hij was de laatste nog levende Indiëganger uit Ootmarsum en omgeving. Maar aan het leven van Henk Sleiderink is in de nacht van dinsdag op woensdag een einde gekomen. Zijn overlijden kwam niet geheel onverwacht. Want zijn gezondheid was de laatste tijd zeer broos geworden. Henk Sleiderink werd 95 jaar; op 16 september zou hij 96 zijn geworden.
Met de dood van Henk Sleiderink is het Indië-verhaal in Ootmarsum definitief historie geworden. Wat rest zijn allerlei publicaties over hun ervaringen, een boek, de vele doorvertelde herinneringen en een plaquette aan de muur naast het oorlogsmonument op het Bergplein in Ootmarsum. Een eenvoudige steen maar met een diepe en beladen achtergrond. De tekst is al even eenvoudig als helder: ‘Ter herinnering aan de 49 Indiëgangers Ootmarsum 1946 – 1949’ staat erop. Met rechts onder de datum van plaatsing en onthulling. Dat was 29 oktober 2009.

 

Opstand

Met de plaquette werd toen herdacht dat het 60 jaar geleden was dat de laatste Indiëgangers huiswaarts keerden. Inmiddels alweer 72 jaar geleden. Waarmee een einde kwam aan een even ingrijpende als omstreden episode in de vaderlandse geschiedenis. Het einde ook van een kolonie waar Nederland voor een belangrijk deel zijn welvaart aan heeft te danken vanwege de handel via de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het was toen dan ook vanzelfsprekend dat Nederland zijn belangen en zijn positie in het verre en tropische Indië verdedigde na de bezetting van de archipel door de Japanners. Soekarno riep na de capitulatie van Japan in 1945 de onafhankelijkheid uit en benoemde zichzelf tot president van de Vrije Republiek Indonesië . Maar daar was Nederland het niet mee eens. De bevolking kwam in opstand tegen opnieuw een overheersing van Nederland en met succes. Maar daar ging wel een vier jaar durende strijd aan vooraf met ons land.
God en vaderland
Grote schepen – als de Willem Ruys, de Waterman en de Groote Beer – met Nederlandse soldaten vertrokken in de loop van 1946 naar Indië om daar de orde van vóór de Tweede Wereldoorlog te herstellen. De vele tienduizenden voor het merendeel dienstplichtige militairen deden niets meer en niets minder dan hun vaderlandsplicht in het verre Indië. Voor God en vaderland. De politionele acties, zoals de interventie werd genoemd, eisten hun tol. Ruim 5000 Nederlandse soldaten kwamen ver van huis om het leven en werden er ook begraven. Maar wonderwel kwamen alle 49 Indiëgangers uit Ootmarsum in meer of mindere mate heelhuids terug. Ze kregen allemaal een nieuwe fiets van de gemeente of van de familie en vaak ook een welkomstboog voor hun ouderlijke woning en dat was het. Nederland had niet veel belangstelling voor wat de soldaten daar hadden gedaan en meegemaakt. De Indiëgangers moesten meteen weer aan het werk en konden – voor wie dat wilde – hun verhaal niet of nauwelijks kwijt. Daar werd toen niet over gesproken. Pas veel later kwam er een einde aan het collectieve stilzwijgen.

 

Zwijgen

Zoals in Ootmarsum en omgeving. Dankzij Ben Morshuis en Harrie Oude Elberink kwam er in 1996 een boek waarin de vaak ingrijpende ervaringen van de Indiëgangers werden opgetekend en gelardeerd met foto’s. Vanaf toen kwam er ook een jaarlijkse, drukbezochte en zeer gewaardeerde reünie voor de Indiëgangers uit Ootmarsum en omgeving. Aan elkaar konden de mannen heel goed hun verhalen kwijt en konden ze herinneringen ophalen. En die waren heel divers bleek ook in latere interviews met individuele Indiëgangers. Eén ding kwam daarbij vaak naar voren: dat hun missie in Indië onder de tropische zon allerminst één lange vakantiereis was. Maar over wat ze echt hadden meegemaakt, zwegen ze.
Goed werk
Henk Sleiderink overleefde alle Indiëgangers uit Ootmarsum en omgeving. Sleiderink werd geboren aan de Denekamperstraat. Na de lagere school ging hij aan het werk bij de textielfabriek van Rawe in Nordhorn. Na de oorlog kreeg hij werk bij garage Doornweerd aan de Vasserweg; later garage Lenferink. In april 1946 werd Sleiderink onder de wapenen geroepen. Van mei tot oktober kreeg hij zijn opleiding in de Willem de Zwijgerkazerne in Wezep. Daar kreeg hij te horen dat hij werd uitgezonden naar Indië. Daartoe kreeg hij een opleiding tot chauffeur. Het vertrek vanuit Ootmarsum was alsof hij naar zijn werk ging. Behalve dan dat hij wat goedbedoelde waarschuwingen meekreeg was er geen enkele drukte of emotie. ,,Ik ging alleen naar de bus, stapte in en ging op weg naar Wezep.” Niemand die hem uitzwaaide.

 

Tegelberg

Op 3 oktober ging Henk Sleiderink met zijn onderdeel in Amsterdam aan boord van de Tegelberg. In dit schip werden 2800 soldaten naar Indië vervoerd. Hij herinnerde zich dat de reis ‘stierlijk vervelend’ was. Eind oktober meerde de Tegelberg af in Batavia. Henk en zijn onderdeel werden gestationeerd bij Bandoeng op West-Java. Daar was het wachten op de eerste politionele actie. Die kwam in juli 1947. Henk Sleiderink hierover: ,,We lagen dicht in de buurt van de demarcatielijn; de grens tusen vriend en vijand. We werden bij het KNIL, het Koninklijk Nederlands Indië Leger, ingedeeld en dat was ons geluk. Dankzij deze soldaten hebben velen van ons de strijd overleefd. De KNIL-militairen kenden de situatie; het was hun geboortegrond. Zij waren op de hoogte van de wegen, de cultuur, de levensomstandigheden en de wijze van leven en werken. Hierdoor kwamen zij minder snel voor verrassingen en onverwachte situaties te staan.”

 

Kampong

Tussen de eerste en tweede politionele actie verbleef het onderdeel van Henk Sleiderink in Gombong op Midden-Java. Van daaruit moest de weg naar Banjoemas ‘schoon’ worden gehouden. ,,Dat was over een afstand van 45 kilometer. En daarvan hadden we alleen de rijbaan en de naastgelegen spoorbaan onder controle, verder in de jungle waagden we ons niet. We zijn er geweest van juli 1947 tot december 1948, maar nooit hadden we het gevoel dat we er de baas waren.”
In die anderhalf jaar kregen Henk Sleiderink en zijn maten alle gelegenheid de inlandse bevolking te leren kennen. Ze trokken immers van kampong naar kampong. ,,De meeste inlanders hadden het niet zo op de nationalisten die door ons werden bestreden. Niet zo vreemd eigenlijk want de nationalisten vernielden hun kampongs en staken alles in brand. Als wij naderden trokken zij zich terug in het oerwoud en bleef de bevolking met de verwoestingen achter. De mensen leefden daarom vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Wij zorgden ervoor dat hun leven beter werd en daarvoor waren ze ons zeer dankbaar.”

 

Boroboedoer

Naast de politionele acties as er ook gelegenheid het land op een andere manier te leren kennen. Zo maakte Henk onder meer een uitstapje naar de wereldberoemde Boroboedoer. Ook ging hij naar Bandoeng en naar Batavia. Het contact met thuis onderhield Henk door het schrijven van brieven: twee keer per week. Zijn moeder hield hem eens per week op de hoogte van de nieuwtjes in Ootmarsum. Evenals andere Ootmarsumse jongens kreeg Henk ook een kaart van pastoor Scheepers.
Fiets
De post Magelang die in oktober 1948 werd betrokken was meteen de laatste voor het onderdeel van Henk Sleiderink. In november 1949 zat de dienst erop; op 11 november ging Henk in Batavia aan boord van de Johan van Oldenbarneveldt. ,,Een prachtschip met een uitstekende verzorging. Heel wat beter dan op de eerste reis.”
Op 6 december meerde het schip af in Amsterdam en Henk werd met een bus thuisgebracht in Ootmarsum. Buren en familieleden hadden gezorgd voor een welkomstboog en de harmonie Caecilia bracht een serenade. Van zijn familie kreeg Henk een fiets, en dat was het. Meer drukte werd niet gemaakt. Henk moest weer aan het werk; het duurde even voor hij aan de slag kon als bankwerker-monteur, maar hij had het ritme van het dagelijkse leven snel weer te pakken. In 1988 ging Henk met de VUT en in 1995 betrok hij een woning aan Het Hoge.

 

Goed werk

Jaren later vertelde Henk Sleiderink dat hij ervan overtuigd was ‘goed werk’ te hebben verricht in Indië. ,,Waar chaos was en armoede, probeerden wij orde en betere leefomstandigheden te brengen voor de bevolking daar en in vele gevallen lukte dat. Natuurlijk gebeurden er minder mooie dingen maar het was uiteindelijk oorlog. Vergeet ook niet dat wij niet om uitzending daar naartoe hadden gevraagd. We moesten, we hadden geen andere keuze.”

Hendrikus Gerhardus Sleiderink